
Oorlogsjaren
Gedurende de eerste jaren van de oorlog verliep het leven in Arnhem nog redelijk gewoon (althans voor niet-joden). Mijn moeder woonde aan de Grindweg in Oosterbeek en mijn vader aan de Klingelbeekseweg in Arnhem. Toen zij beiden 28 jaar oud waren trouwden ze op 27 november 1943 en betrokken een bovenwoning in de Alexanderstraat. Mijn moeder was zwanger van haar eerste kind toen de Slag om Arnhem (als 'onderdeel' van operatie Market Garden) uitbrak.

De Slag om Arnhem
Op zondagmiddag 17 september 1944 landden de eerste militairen bij Heelsum en Wolfheze. Zo'n 700 soldaten (voornamelijk van het 2e bataljon onder leiding van John Frost) wisten vroeg in de avond de verkeersbrug te bereiken en een bruggehoofd aan de noordkant te vormen. Het innemen van de zuidkant mislukte. De spoorbrug in Oosterbeek was die middag voor hun neus opgeblazen. De overige soldaten die richting Arnhem trokken liepen onderweg vast, voor een deel in Arnhem-West. Daarbij werd op zondag en maandag hevige strijd geleverd. Op dinsdag 19 september werd in alle vroegte een ultieme poging gedaan om door te breken naar de brug. Dit mislukte en zorgde voor een waar slagveld, vooral tussen Onderlangs en de Utrechtsweg. Dezelfde middag nog werd teruggetrokken richting Oosterbeek. Die dinsdagmiddag was zo beetje het breekpunt in de slag. Ook bij Papendal - waar die middag de eerste Polen landden - moest men de aanval opgeven en terugtrekken. Rond de brug was het inmiddels een kwestie van overleven.

Bevalling
Op en rond Lombok is die eerste dagen dus hevig gevochten. Ongeveer op het hoogtepunt van de strijd besloot mijn moeder naar het St. Elisabeths Gasthuis te gaan. Van portiek tot portiek, met een witte luier als vlag, van het ene uiteinde van de Alexanderstraat naar het andere uiteinde. Daar opgenomen hoorde ze afwisselend Duits en dan weer Engels op de gang. Toen de Duitsers de strijd uiteindelijk hadden gewonnen moesten veel patiënten lopend naar het Diaconessenhuis. De kans is heel groot dat de vrouw op de foto hierboven (arm in arm met een verpleger en een rol kleding in de andere arm, ter hoogte van het museum) mijn moeder is. Zeker weten doe ik het echter niet. In het Diaconnesenhuis is die avond vervolgens mijn oudste zus Jannie geboren. Mijn moeder moest twee dagen later ook het Diaconessenhuis verlaten en kwam via een villa op Schaarsbergen en een 'ziekenhuis' in Otterlo uiteindelijk op de Hoge Veluwe terecht (Jachthuis Sint Hubertus). Lees het verhaal in haar eigen woorden hieronder (krantenartikel naar aanleiding van de 50-jarige herdenking).

Evacuatie
Nog voor het einde van de slag moesten de meeste inwoners van Arnhem de stad verlaten. Later moesten ook andere plaatsen in de omgeving evacueren. Mijn vader was, als zovelen, naar Apeldoorn getrokken. Hij wist op dat moment niet waar mijn moeder was. Pas na weken hadden ze elkaar weer gevonden. Ze vonden ook een nieuw onderdak bij een boer in (de buurt van) Apeldoorn. Mijn vader werkte voor de Duitsers aan de IJssellinie (versterking van het Duitse frontgebied om een eventuele volgende aanval af te slaan). Desondanks werd hij bij een tweede razzia in Apeldoorn op 2 december 1944 met zo'n 4.500 mannen op twee treinen gezet richting Duitsland om dwangarbeid te verrichten. Hij zat in de eerste trein. Deze wordt de volgende dag, vlak over de grens bij Werth, door geallieerde vliegtuigen beschoten. Daarbij vallen veel doden en gewonden (meer informatie via de knop hieronder). Mijn vader heeft geluk en besluit samen met een ander er tussenuit te piepen en naar Apeldoorn terug te lopen. Daar blijft hij de rest van de oorlog ondergedoken. Van het betreffende spoorgedeelte is niets meer terug te vinden. Er staat alleen een eenvoudig monument ter nagedachtenis.
In 2023 hebben mijn zus Jannie en ik meegewerkt aan het project ‘Ik kom terug’. Met dit project van het Airborne Museum Hartenstein zijn herinneringen verzameld van burgers die na de Slag om Arnhem in september 1944 huis en haard moesten verlaten. Het evacatieverhaal is opnieuw opgetekend en er is samen met schooljeugd een podcast opgenomen. Vervolgens is op vier plaatsen gedurende een halfjaar een expositie van de verhalen tentoongesteld. De 'onze' stond tot oktober 2023 bij het monument op de Ginkelse Heide. Meer over het project, het verhaal en de podcast vind je hier:

De onthulling op 12 april 2023

De 'baby' van 19 september 1944 met dochter

Bevrijding
Hoewel Arnhem in april 1945 bevrijd werd, konden veel bewoners pas in juni terug naar hun huis (of wat daar van over was). De vernieling en plundering was enorm. Ook het huis in de Alexanderstraat was daar niet aan ontkomen. De wederopbouw was een helse klus - er was gebrek aan van alles - en de woningnood was hoog. Naast het bouwen van noodwoningen werden hele gezinnen bij anderen 'ingeplaatst'. De zus van mijn vader (tante Lena) woonde met haar man (ome Wim) verderop in de Alexanderstraat (182). Om te voorkomen dat vreemden werden ingeplaatst, konden mijn vader, moeder en zus hier hun intrek nemen. Later kregen zij een eigen woning aan het Nassauplein ('pleintje'), gevolgd door een ruimere (boven-)woning bovenaan de Oranjestraat en een bendedenwoning op de Sophiastraat. De laatste verblijfplaats van mijn moeder (en tante Lena) was Huis en Haard aan de Utrechtseweg.